Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [22]hij zeide tot den [23]Man, bekleed met linnen, [24]Die boven op het water der rivier was: Tot hoe lang zal het zijn, [25]dat er een einde van deze wonderen zal wezen? 22. Te weten een van hen, of zij beiden, de een voor, de ander na. 23. Zie boven hfdst.10 vs.9. 24. Dat is, die geweld heeft over alle heidenen, want door wateren worden dikwijls volken betekend in de Heilige Schrift. 25. Wanneer zullen dan deze dingen, welke in ons verstand wonderlijk zijn, een einde nemen?